Pieter Cox

De Roodborsttapuit als broedvogel in Lommel

Voorwoord

Deze studie is het resultaat van de tellingen broedparen Roodborsttapuit vanaf 1990 tot en met 2004 en zijn bijna uitsluitend uitgevoerd door M. Emmers, een vogelkenner binnen Natuurpunt Noord-Limburg. Samen hebben we het gebied meermaals bezocht en zijn tot een resultaat gekomen dat hieronder te lezen is.

 

De Roodborsttapuit is een trekvogel en zal onze streken verlaten eind september en oktober om laat februari of maart terug te keren uit Zuidwest-Europa of Noord-Afrika. Het gebeurt wel eens dat er eentje overwintert,maar dit is toch zeldzaam. In Lommel vinden we deze vogel op de overgebleven Heidegebieden en in agrarisch gebied waar nog ruige kanten met zandpaden en sloten overgebleven zijn. Vooral in braamstruiken bouwen ze een nest, dikwijls zien we hem gebruik maken van een weipaal als uitkijkpost om op insecten te jagen.

 

Situatie onderzocht gebied

Deze studie behandelt de Roodborsttapuit als broedvogel in het noordelijk gedeelte van Lommel. Het Maas-Schelde kanaal snijdt als het ware het onderzochte gebied in twee gelijke delen.

Natuurgebieden:

  1. Riebos.

  2. Bleekerheide.

  3. Vloeiweide.

  4. Sahara.

  5. Heuvelse Heide.

  6. De Maai.(agrarisch gebied)

  7. Riebosserheide.(agrarisch gebied)

Onderzoek

Er zijn tellingen van het aantal broedgevallen gebeurd vanaf 1990 tot en met 2004, in de grafiek kunnen we het aantal broedparen per jaar terugvinden. In de grafiek is te zien dat het aantal broedparen in de jaren toeneemt. De jaren van 1990 tot 1997 en dan tot 2004 tonen dit aan en deze drie jaren zullen verder ook als leidraad dienen in de studie.
Waarom er een stijging en misschien een verzadiging van het aantal broedparen in het gebied te zien is, zullen we proberen te verklaren.

Lokalisatie broedparen

1990

De meeste broedparen bevinden zich in het agrarisch gebied De Maai. Op De Riebos, Heuvelse Heide en Vloeiweide is er telkens ook een koppel te vinden.

Dichtheid van de broedparen in het gebied in 1990
Het is opvallend dat de heidegebieden een lage dichtheid hebben, vergeleken met het agrarisch gebied de Maai.

1997

Agrarisch gebied de Maai blijft het goed doen met zelfs een broedpaar meer dan in 1990, Riebos en Bleekerheide doen het ook goed, dit in tegenstelling tot Heuvelse Heide waar er geen broedpaar meer is. DeVloeiweide krijgt er ook een broedpaar bij en onderaan bij de Lutlommelse Schans heeft zich ook een paartje gevestigd.

Dichtheid van de broedparen in het gebied in 1997
Het heidegebied in de Riebos en Bleekerheide doet het goed,maar het is toch opvallend dat de Maai en de Vloeiweide samen de helft van de broedparen herbergen.

2004

De bezetting blijft hetzelfde, alleen op Heuvelse Heide is het paartje teruggekomen.

Dichtheid van de broedparen in het gebied in 2004
De dichtheid blijft hetzelfde, dit is al enkele jaren zo(zie fig.2)

Oorzaak van de stijging aantal broedparen.

  1. Agrarisch gebied “De Maai”: Hier zijn nog plaatselijk zandwegen met sloten en bramen aanwezig, er zijn nog kanten die goed voorzien zijn van ruigte, bramen en weipalen. Het stukje weiland dat in beheer is van Natuurpunt heeft ook de nodige ruigte en struweel en herbergt jaarlijks een broedpaar. De Roodborsttapuit kan drie broedsels hebben bij gunstig weer en gezien er de laatste jaren een verhoging van gemiddelde temperatuur is, zou dit wel een oorzaak kunnen zijn van de stijging aantal broedparen en zou het mogelijk kunnen zijn dat door verzadiging de vogels van de Maai de omliggende heidegebiedjes terug bevolken.

  2. Vloeiweide: Hier zijn we geëvolueerd van één naar twee koppels, er is hier wat meer nestgelegenheid gekomen in de vorm van het aanplanten van een dijk met struiken en er wordt gedurende enkele jaren een weiland niet meer gehooid of begraasd, hier is in de broedtijd altijd wel een paartje te vinden.

  3. Heidegebieden: Sinds een aantal jaren worden de Heidegebieden begraasd door schapen en dit heeft een gunstige invloed op de insecten.

Aanbevelingen voor het behoud van de broedparen.

  1. .We moeten vooral het agrarisch gebied de Maai goed beheren en samen met de eigenaars en bevoegde instanties er voor zorgen dat er niet meer houtwallen en struweel verdwijnen en dat de zandwegen met sloten en ruigtes behouden blijven.

  2. Het strekt tot aanbeveling de heidegebieden in de toekomst verder te laten begrazen door schapen, maar hier wordt door de bevoegde instanties, Natuurpunt en de herder al op een goede manier samengewerkt en zal dit wel kunnen blijven duren.

  3. In de Vloeiweide bevinden zich de broedparen op gebied dat in eigendom is van Natuurpunt.

    A ls we hier voor de nodige ruigtes en nestgelegenheid blijven zorgen zullen deze paartjes zich wel handhaven.

Conclusie.

Uit deze studie blijkt dat de Roodborsttapuiten in Lommel het niet ”slecht” doen, maar het strekt tot aanbeveling dat we de Roodborsttapuit als broedvogel in Lommel verder opvolgen en dit proberen uit te breiden over het hele grondgebied van de gemeente.

A.Jansen/M.Emmers

Situatie in 2007

Buiten het inventarisatiegebied zijn er nog broedparen aanwezig.