Pieter Cox

De Geelgors als broedvogel in Lommel

Voorwoord

Deze studie is het resultaat van de tellingen broedparen Geelgors vanaf 1990 tot en met 2004 en zijn bijna uitsluitend uitgevoerd door M. Emmers een vogelkenner binnen Natuurpunt Noord-Limburg. Samen hebben we gedurende verschillende jaren zowel in de zomer als in de winter het gebied bezocht en zijn tot een resultaat gekomen dat hieronder te lezen is.

De Geelgors

De Geelgors is een standvogel en wat wij noemen een akkervogel,die vooral leeft in kleinschalige cultuurlandschappen. Als nestgelegenheid gebruikt de Geelgors houtwallen, bosjes en bomenrijen. In de top van struik of haag is hij makkelijk te zien als hij zijn typische zang laat horen. De voornaamste voedselbronnen van deze vogel zijn onkruidzaden, granen en vooral in de zomer komen hier nog insecten bij. In de winter troept hij samen met andere gorzen en vinkachtigen om op “stoppelvelden” voedsel te zoeken.

 

Situatie onderzocht gebied


Deze studie behandelt de Geelgors als broedvogel in het noorden van Lommel. Het gebied dat onderzocht werd ligt ten noorden van het Maas-Schelde kanaal en een gedeeltelijk ten zuiden hiervan.

Er zijn enkele natuur-, en agrarische gebieden die in het gebied liggen en kort besproken worden.

  1. Riebos.
    Dit is een klein natuurgebied dat onder beheer is van Natuurpunt, met turfputten, gagelstruiken en een stukje heidegebied, dat wordt omsloten door bos en agrarisch gebied.

  2. Bleekerheide.
    Een heide met een aantal vliegdennen met rondom dennenbossen en een stukje landbouwgebied.

  3. Vloeiweide.
    Een gebied dat in beheer is van Waters en Bossen waar Natuurpunt een aantal hectaren in eigendom heeft en dit beheert als grasland zoals het oorspronkelijk was.
    Het gebied bestaat vooral uit populierenaanplant waar nu ook zoete kers, eik en walnoot is aangeplant.

  4. Sahara.
    Een vroeger zandwinningsgebied met een aantal waterputten, de grootste put leunt aan tegen prachtige stuifduinen die dan weer uitlopen in een dennenbos.

  5. Heuvelse Heide.
    Een heidegebied omsloten door dennenbos en voor een stuk grenzend aan de Grote fossé, een gegraven waterloop waar kanaalwater wordt door aangevoerd voor bevloeiing van de Vloeiweide.

  6. De Maai.
    Een vroeger kleinschalig landbouwgebied met houtwallen dat nu onder grote druk staat van intensieve landbouw en veeteelt. Dit gebied grenst tegen de natuurgebieden ”De Vloeiweiden" en in Nederland gelegen ”De Liskes”

  7. Riebosserheide.
    Een landbouwgebied grenzend tegen de Nederlandse grens waar we buiten enkele graslandjes intensieve landbouw terug vinden.

Er is natuurlijk nog meer agrarisch gebied, dit is kleinschalig en verdeeld over het werkgebied.

Onderzoek

Er zijn tellingen van aantal broedgevallen gebeurd vanaf 1990 tot en met 2004, in de grafiek kunnen we het aantal broedparen per jaar terugvinden.

In de grafiek is te zien dat het aantal broedparen afneemt, met een dieptepunt in 1999. Na 1999 zien we aan de trendlijn dat er een langzaam herstel optreedt. Waarom er een afname is tot 1999 en waarom er daarna een herstel lijkt op te treden zullen we proberen te verklaren.

Lokalisatie van de broedparen

1990

Men ziet dat er in het biotoop aan beide zijden van het kanaal de meeste broedparen zijn. In 1990 had men hier nog verschillende kleine aanplant en overblijvende heide gebiedjes en enkele versnipperde graanveldjes die niet ver van het kanaal verwijderd waren en er zijn op de dijken langs het kanaal natuurlijk nog veel onkruiden te vinden.

Het agrarisch gebied in de Kolonie met kleinschalige landbouw en houtwallen, struiken en onkruiden langs bermen van landwegen is goed bezet.

Ook Riebos en Bleekerheide hebben enkele broedparen.

De rest van de broedparen bevonden zich waar nog kleinschalige landbouw bedreven werd en waar de houtwallen en struiken met onkruiden nog aanwezig waren.

Dichtheid van de broedparen in het gebied in 1990

Voor die tijd is het een goede dichtheid die vooral tot uiting komt in het meer oostelijk gebied, in het uiterste westen ontbreken de broedparen, maar dit heeft als oorzaak dat dit privégebied is en er hier niet kan geteld worden.

1999

Er handhaven zich enkele broedparen dicht bij het kanaal, ook natuurgebied “de Riebos” en ”Bleekerheide” handhaven hun broedparen. Het meer naar het zuiden gericht paar handhaaft zich omdat er daar nog een weinig landbouw is met enkele houtwallen en struiken.

Dichtheid van de broedparen in het gebied in 1999

De dichtheid is nu spectaculair gedaald en vergeleken met 1990 is dit natuurlijk slecht.

2004

Er zijn twee broedparen gekomen aan de rand van het industrieterrein ”Maatheide”, deze bevinden zich tegen de kanaalzone, hier is braakliggend terrein met de nodige onkruiden.

Er lijkt een verschuiving te zijn vlakbij het natuurgebied ”Sahara”

Tussen het natuurgebied ”De Vloeiweide” en recreatiegebied ”De Vossemeren" is een nieuw broedpaar gekomen.

Het heidegebied “Bleekerheide” geeft ook een extra broedpaar. De andere broedparen handhaven zich.

Dichtheid van de broedparen in het gebied in 2004

De dichtheid benadert nog niet de aantallen van 1990, maar er lijkt toch een licht herstel op te treden.

Oorzaak verdwijnen broedparen

  1. Intensieve landbouw en veeteelt:
    Het agrarisch gebied “De Maai” gelegen in het noorden tegen de Nederlandse grens is een voorbeeld van intensieve landbouw en veeteelt.
    In de beginperiode van de telling was er nog grasland omzoomd met houtwallen en struiken waarin de wilde kruiden groeiden en op de akkers werden verschillende granen gezaaid.
    Nu zijn de meeste houtwallen verdwenen en worden de grote velden en graslanden intensief bemest en meermaals bespoten met bestrijdingsmiddelen zodat de kruiden en insecten verdwijnen.
    Ook granen worden niet meer gezaaid en er zijn nu nog alleen grote maïsvelden te vinden.
    Al deze veranderingen hebben tot gevolg dat er voor de Geelgors (akkervogel!) geen eten en nestgelegenheid meer te vinden is in dit gebied met tot gevolg het verdwijnen van zes broedparen. De intensieve landbouw en veeteelt heeft ook tot gevolg dat er in het telgebied kleine geïsoleerde akkers verdwijnen,zodat we hier ook enkele broedparen verliezen.
  2. Woningbouw:
    De Lutlommelse Heide gelegen tegen de rand van het kanaal is nu volgebouwd. Ook hier zijn drie broedparen verdwenen.

Aanbevelingen voor behoud en verder herstel van de broedparen

Logisch gezien moeten we dan denken aan het agrarisch gebied “De Maai”, hier zijn de meeste broedparen verdwenen.
Herhaaldelijk bezoek in de winter van dit gebied en Riebosserheide laat ons zien dat we ook in de winter voor de Geelgors iets kunnen doen.
In de Maai is het een zeldzaamheid als we 's winters een groepje Geelgorzen zien, maar op de Riebosserheide op een braakliggend stukje, waar er nog zaden van overblijvende kruiden en grassen te vinden waren telden we deze winter minstens 30 Geelgorzen tussen een grote troep Vinken en Rietgorzen. Dit stemt tot nadenken, de Geelgors is toch een standvogel !
Onze stoppelvelden, bosjes, struikgewas en ruig grasland met eventuele kruiden zijn verdwenen.
Hoe kunnen we dit herstellen en meer kansen scheppen voor de Geelgors en andere akkervogels:

  1. Aan de rand van natuurgebieden die onder beheer zijn van natuurverenigingen een strook omploegen en inzaaien met granen en akkerkruiden en eventueel kleine boompjes aanplanten zodat de vogel bij gevaar kan schuilen.
    Dit zal dit jaar al uitgevoerd worden op Riebosserheide door Natuurpunt Noord-Limburg. In de Maai is ook een klein stukje ruig grasland dat onder beheer is van deze vereniging. Misschien kan dit hier ook gebeuren?

  2. Overleg met de bevoegde instanties in samenwerking met de boeren om een kleine strook langs bepaalde velden onbewerkt te laten of deze strook inzaaien met granen en deze niet oogsten.(Dit geeft goede resultaten in het West- Vlaamse Heuvelland !)

  3. Houtwallen en struiken oordeelkundig snoeien en eventueel bijplanten, dit in overleg met bevoegde instanties.

Eindconclusie

Het dient tot aanbeveling dat we de Geelgors als broedvogel in Lommel verder opvolgen en proberen uit te breiden over het hele grondgebied van de gemeente. Dat we de aanbevelingen proberen te realiseren zodat het herstel zich blijft doorzetten en we deze vogel met zijn typische zang nog lang mogen bewonderen.

A.Jansen/M.Emmers

Situatie in 2007

Het overwinteren van meer dan 300 Geelgorzen op de Riebos lijkt een gunstig effect te hebben op het aantal broedparen in het telgebied.

Buiten het inventarisatiegebied zijn er nog broedparen aanwezig.